Afbeelding

Smoesjes

Column

Twee dagen nadat ik mijn rijbewijs had gehaald, mocht ik voor het eerst officieel autorijden. Mijn vader moest op zaterdag vergaderen in Utrecht en mijn moeder stond erop dat ik samen met mijn broer Arthur een bezoek zou brengen aan mijn oom en tante in Zeist. Het belangrijkste van dat bezoek voor ons waren niet mijn oom en tante, maar de auto waarmee oom Henk reed: een Armstrong Siddeley Star Sapphire, een chique Engelse automobiel. Oom Henk was huisarts in Zeist en parkeerde zijn Armstrong na elk huisbezoek in de garage met een deken erover. Hij was donkerrood met zwarte spatschermen en hij rook vanbinnen heerlijk naar leer.

Mijn broer en ik zetten onze vader af op de vergaderlocatie in Utrecht en we reden richting Zeist. Daarbij kruisten we een grote rotonde met verkeerslichten. Ik moest even goed opletten welke afslag ik moest kiezen en zag nog net dat ik daarbij door rood reed… Een paar honderd meter verder werd ik ingehaald door een koddebeier die me staande hield. “Jongeman, dat was niet best. Mag ik je rijbewijs eens even zien?”, baste hij me toe. “Dat wordt een fikse bekeuring!”

Ik verzon het volgende echter ter plekke: “Hoeiendag ahent, ik è nog mae nèt m’n riebewies en ik kom uut Hoes. Bie ons èmme hin stoplichten en ok nie van die ronde diengen, dus die zie’k ier voe ’t eerst...” Mijn broer stikte van ’t lachen, maar dat zag de agent niet. “Waar gaat de reis heen?”, vroeg de agent al wat minder boos. “Nae m’n oom, die is dokter in Zeist”, antwoordde ik zonder een spier te vertrekken.

Ik weet niet of hij alles had verstaan, maar hij was een stuk vriendelijker toen hij zei: “Ik zal het voor deze keer door de vingers zien, maar kijk voortaan goed uit op rotondes en let goed op verkeerslichten. Bij groen mag je doorrijden, bij oranje moet je het kruispunt vrijmaken en bij rood moet je altijd stoppen!” Waarop ik tegen hem zei: “K zâ voortaen me best doe, ahent.” In 1965 kon je in de Randstad met dit soort smoezen nog wegkomen...

Rob Strating 
Goesenaar

Digitale krant